Hoe kunnen we helpen?

Categorieën

Het is eigenlijk zo eenvoudig

U bent hier:
< Terug naar overzicht

Vragen stellen is een kunst, geen kunstje. Vragen stellen is meer een houding en een vermogen dan een vaardigheid. En eigenlijk is het heel eenvoudig. Alle vragen liggen geduldig in het onbewuste te wachten om opgeroepen te worden. Ze ontstaan meer dan dat ze bedacht worden. Een gesprek met een ander gaat om het voortdurend leren begrijpen van jezelf. In dat besef bestaat er geen verkeerde vraag en ook bestaan er geen verkeerde antwoorden.

Zo voelt Harry van Ingen dat tenminste; zo kijkt hij er tegenaan. En dat is ook mijn conclusie, na een ‘goed gesprek’ van pakweg drie uur in zijn praktijkruimte naast een kerk in Haren. Ik kende Harry al langer dan vandaag. Had al eerder van gedachten met hem gewisseld binnen de Leergang Total Coaching. Hij noemt zich een socratische coach en zijn voornaamste instrumentarium tijdens personal & businesscoaching en loopbaanbegeleiding is het stellen van vragen. Deze keer wilde ik hem daarover bevragen. Ik wilde relevante patronen in zijn gedrag, strategieën, capaciteiten, waarden en overtuigingen achterhalen en beschrijven én uitproberen of ze ook voor mij werken. Uiteindelijk zou ik ze kunnen doorgeven aan mijn medestudenten. Ik heb de gesprekken op band opgenomen – zo kon ik ook citaten in dit verslag opnemen. Voor meer informatie over de praktijk van Harry van Ingen verwijs ik naar zijn website www.baldconsulting.com .
Iedere coach weet dat het stellen van vragen geen vanzelfsprekende vaardigheid is. Vragen richten het gesprek en de aandacht; de vraag bepaalt het antwoord en de bewustwording die de cliënt kan ervaren. In de vraag liggen suggesties verborgen over hoe iemand zichzelf ervaart, hoe hij met anderen omgaat en hoe hij reageert op de wereld om hem heen. Er zijn verschillende soorten vragen: open, gesloten, dubbele vragen, waarom-vragen, verhelderende vragen, etcetera. Binnen het kader van dit modelleerproject wil ik me beperken tot betekenisvolle vragen binnen coaching; het gaat niet over actief of hoorbaar luisteren, zoals een woord of zinsnede teruggeven op een vragende manier of vragen om misverstanden te voorkomen. Het gaat over vragen die daadwerkelijk iets bij de cliënt teweegbrengen. Vragen kunnen niet losgekoppeld worden van voorafgaande antwoorden. Sensitief luisteren naar het verhaal van de ander is uiteraard een vereiste. Over dat luisteren wil ik het hier niet uitgebreid hebben. Vaak is een opmerking een indirecte vraag. In een verbale weergave van een waarneming ligt dan een uitnodiging om te reageren. Die uitnodiging wordt gegeven in de tonaliteit van de opmerking. Een houding van waarachtige nieuwsgierigheid en verwondering roept als vanzelf een verhaal, een antwoord op.
Harry van Ingen noemt zijn cliënt ‘gesprekspartner’ of ‘de ander’. Dat kenmerkt de volkomen gelijkwaardigheid in de relatie. Afgeleiden daarvan zijn respect en vertrouwen. De ongelijkheid in de verhouding zit ‘m in de rolverdeling tijdens het gesprek. De coach is een instrument; de ander vertelt zijn verhaal en daarop wordt
gereageerd. Dat doet Harry vanuit een egoloze houding, vanuit het Zelf. Die innerlijke modus houdt ook medeleven, wezenlijke interesse, rust en alertheid in. En er is een verbinding met het Weten. De basis in zijn opstelling naar de ander is een (meer dan) openstellen voor wat die ander te zeggen heeft. Harry benadrukt trouwens meer dan eens, dat het de ander is die beoordeelt of een vraag goed is of niet.
Gelijkwaardigheid, openheid in de relatie, verbondenheid, respect en vertrouwen staan op het platform van vrijheid en meesterschap. Dat zijn de belangrijkste waarden van waaruit Harry zijn gesprekken voert. De houding die hieruit voortvloeit én zijn grote en lange ervaring staan garant voor de kwaliteit van zijn vragen in een coachingstraject. In de loop van de jaren worden zijn vragen steeds korter en meer open. Ze komen nu in principe voort uit de ´vrije ruimte´ binnen het gesprek en de gesprekspartners. Zijn vragen worden gegrondvest op oordeelvrijheid en het meelevende contact dat hij aangaat aan het begin van een gesprek of traject. Uit oordeelvrije waarneming komt oordeelvrije vraagstelling voort en dat geeft altijd waardevolle reacties. In voortdurende interactie wordt een verassend pad bewandeld. (…..) M: Okee, vanuit het goede socratische gesprek reageer je niet vanuit een mening. Alleen, je hebt toch een doél tijdens je traject? Moet je dat ook niet altijd in de gaten houden? Harry schudt van Nee. M: O, dat is interessant. H: Ik zie alleen maar een weg. En die weg wordt in een bepaalde snelheid afgelopen. Die snelheid bepaal ik niet. Misschien dat ik door de vraagstelling die snelheid wel wat kan vergroten of misschien kan ik mensen laten meelopen… Maar het doel is, dat iemand zichzelf wordt. M: Dus het gaat om de weg van de ander. Die ga jij even meelopen. Je bent een hulpbron in een ontdekkingstocht. H: Klopt. En als iemand dan een baan zoekt, komt die er altijd. Dat vind ik een ´afgeleide van´. Er moet rust ontstaan. Er moet absolute rust ontstaan. In het begin van een traject ervaar ik veel onrust bij mensen. Dat breng je terug tot Het-is-goed-zo. Er zit ook veel loslaten in. Kun je loslaten? Wat en waarom laat je los? M: Zijn dat voorbeelden van vragen, die jij veel aan mensen stelt? H: Eh…ja… In een bepaalde fase zouden dat een aantal vragen kunnen zijn. Maar soms heb je het er niet over en toch wordt er losgelaten. Het wordt allemaal relatiever en minder gespannen en beter gefocust. Zo van: ´Ik moet een baan´ naar ´Ik moet helemaal niks´. Je moet jezelf zijn. Je moet jezelf waarde geven. Wat hier eigenlijk gebeurt, is, dat mensen meer waarde krijgen. (…..) Harry van Ingen stelt geen vragen aan de ander, die hij zichzelf ook niet stelt of gesteld heeft. Hij geeft geen andere adviezen dan wat hij zichzelf adviseert. Soms formuleert hij persoonlijke levensvragen voor zijn gesprekspartner. Dat vereist in eerste instantie een volledige afstemming. De stemming van iemand anders aannemen is ook van groot belang voor het stellen van vragen. Die houding beperkt zich niet tot zijn praktijkruimte, die is er altijd en overal. Zo vraagt vragen stellen veel van je; je contacten zijn altijd heel intensief. In een coachingstraject is ‘Wat belet je?’ een van de belangrijkste vragen. Die leidt je naar het verleden, de pijn, de ergernis etc. Harry reikt de ander een nuchtere,
afstandelijker en relativerende manier aan om naar het verleden te kijken; hij geeft een andere blik op de mensheid en de wereld. Het is een zoekproces naar het antwoord op de vraag: Hoe kun je, met de pijn die mensen met zich meedragen, tóch iets van verlichting aanbrengen, zodat ze de pijn wat minder zwaar ervaren? Een andere zeer belangrijke vraag is: ‘Wat ga je nu doen?’ Mensen moeten op weg, stappen nemen. Dat kan alleen maar op basis van vertrouwen, veiligheid, bescherming en koestering. Bovendien wordt aan het begin van een traject afgesproken: alles kan en alles kan gezegd worden, door beide partijen. Dan worden er geen onwaarachtige of ontwijkende antwoorden gegeven; dan worden er ántwoorden gegeven. En andere vragen ontstaan weer als vanzelf, vanuit de verbinding met het Weten. Er is sprake van onderlinge afhankelijkheid in dit proces: het gesprek komt gezamenlijk tot stand. Bovendien dient het altijd om de kern te gaan. M: Dat is nog zo’n vooronderstelling: het moet altijd om de kern gaan. Hoe heb jij die kern in de gaten? H: ’t Klinkt wat algemeen wat ik wil zeggen, maar: het moet kloppen. Als het verhaal niet klopt, dan ga ik vragen tot het klopt. M: Wanneer klopt een verhaal? H: Dat voelen we allebei. Dat is een kwestie van: dit is het! Hier gaat het om! Het is niet een kwestie van het hoofd. (…..)
Een coachingstraject begint met een vraag. Vooraf laat Harry van Ingen een biografie schrijven; daar kan hij al veel uithalen. Dan vindt hij het allerbelangrijkste het creëren van een stemming, waarbij beide partijen zich op hun gemak voelen.Hij stemt zich volkomen af op degene die voor hem zit. Hij praat vanuit het hart én vanuit het verstand. Harry legt uit dat alles wat er voorvalt in de coachingskamer blijft en dat alles geuit kan worden, ook door hemzelf. Dan nodigt hij de ander uit zijn verhaal te vertellen. Harry is afwisselend geassocieerd, gedissocieerd en neemt ook een metapositie in tijdens het gesprek. Hij maakt aantekeningen in trefwoorden in zijn map. Na verloop van tijd worden hem dingen duidelijk. Hij ziet patronen en structuren. Op ongeveer twee-derde of drie-vierde van het verhaal vraagt hij toestemming om te reageren. Dat brengt een verandering teweeg: de ander wordt benieuwd naar zijn reactie. Dan volgt er een soort samenvatting van het verhaal en waarnemingen worden teruggegeven. De vraag wordt gesteld: wat houdt je tegen? Het antwoord en de argumenten worden gegeven. Dan volgt er een over-en-weer-gesprek. Harry schuwt niet dingen van zichzelf en zijn leven in te brengen; dat geeft herkenning bij de ander. Ook zet hij verhalen en metaforen in. Van lieverlee ontstaat er iets van: O, zit ‘t ‘m dáárin…Vaak blijkt, dat het zo eenvoudig is; er is alleen altijd overheen gekeken. Mensen komen dan ook zelf met hun oplossingen. In de verbinding gaan ze ook zelf begrijpen en samenvatten. In zijn vraagstelling is Harry vaak op zoek naar voorbeelden en het specifiek maken van de beweringen. Bij een analyse van de zaak mag het niet blijven. Daarom wordt, als de tijd daarvoor rijp is, de vraag gesteld: Wat ga je nu doen? Mensen moeten immers in beweging komen op hun pad…. Samen wordt er besloten wanneer een coachingstraject afgerond kan worden. Na afloop heeft Harry een gerust gevoel over het zelf-startend vermogen van een cliënt. De mogelijkheid bestaat altijd om terug te komen met een volgend verhaal…
Tijdens een coachingsgesprek en ook tijdens ons gesprek zit Harry van Ingen ontspannen achterover. Dat wordt ook ingegeven door de fauteuils in zijn praktijkkamer. Daar heerst een eenvoudige sfeer. Maar wel met lekker veel boeken, foto’s van zijn gezin en beeltenissen van Socrates. Het ziet er verzorgd uit en de koffie is goed. . Als hij spreekt maakt hij veel gebaren. Hij heeft een warme, welluidende stem en zijn ogen stralen medeleven uit. Z’n ademhaling zit in zijn buik. Hij knikt veel. Uit zijn taalgebruik maak ik op, dat hij gebruik maakt van alle vier de belangrijkste representatiesystemen. Hij is hoog-gevoelig: op en top kinesthetisch en zeer visueel ingesteld. Daarnaast gebruikt hij veel auditief-tonale predikaten en is duidelijk auditief-digitaal ingesteld. Oogpatronen bevestigen dit.
Als ik Harry vraag naar de interne staat waarmee hij een gesprek ingaat, antwoordt hij, dat dat er eentje is van onvoorwaardelijk welkom. Hij voelt zich ontspannen, niet speciaal geconcentreerd. Hij is altijd in het hier en nu, op z’n gemak, kalm en op mensen gericht. Harry streeft ernaar in alle situaties zichzelf te zijn en niets te veinzen. Hij is congruent en valt met zichzelf, zijn Zelf, samen.
In het begin van het gesprek of het verhaal luistert Harry met hart en ziel, helemaal geassocieerd. Hij stemt zich af op dezelfde golflengte en voelt met de ander mee. Hij voelt een fascinatie. Er ontstaat een beeld van de situatie van de ander en een soort van enthousiasme, een zindering, en een behoefte om de ander in zijn kracht te zetten, hem groter te laten zijn dan dat hij zichzelf op dat moment ervaart. Voordat hij een vraag stelt, laat Harry vaak een pauze vallen. Hij houdt zich even terug. M: Mooi. Wist je dat van jezelf? H: Nou, weten… Ik ben er steeds meer mee bezig om die stilte heel bewust aan te brengen. Je ziet zo weinig stiltes, hè. Zeker in gesprekken. Een mooie stilte vind ik het allermooiste wat er is. Daar wordt zo veel in gecommuniceerd… Ik ben altijd bezig met het oprekken van stiltes. M: De stilte. Daarin gaat het dus niet alleen maar om de spanning op te voeren. Er zijn nog een aantal andere elementen, die jij probeert te bewerkstelligen met die stilte… H: Het allerbelangrijkste is, dat degene die tegenover me zit het ook echt gaat voelen. Dat hij een resonantie hoort van wat hij heeft gezegd. En hij krijgt ook de gelegenheid om zijn eigen gedachten te ontwikkelen en daaraan woorden te geven. Ik kan er wel woorden aan geven, maar ik heb liever dat de ander er woorden aan geeft, want dan kan ik daarop reageren. Als ik er zelf woorden aan geef, wordt het een soort invuloefening en dat moet het niet zijn. Of een aanvul oefening… Na de stilte, een hele mooie invulling van het auditief-tonale representatievoorkeurssysteem, krijgt Harry weer een gevoel: er slaat een soort twijfel of een aarzeling toe. Hij formuleert die onzekerheid in een interne auditief-digitale vraag: hé, wat gebeurt er? Wat hij voelt, zet hij om in een vraag aan de ander, ter controle. Dit proces herhaalt zich, totdat hij er een goed gevoel bij krijgt. Een gedachtegang, een gesprek en ook een heel traject moet bij Harry, kinestheet als hij is, altijd eindigen met een goed gevoel. Vaak bemerkte ik bij hem synesthesie: de ene modaliteit roept een ander (bijna)
tegelijkertijd op. Hij stelt zich bijvoorbeeld een beeld voor en ervaart daarbij gelijk een gevoel; hij ziet weinig stiltes en hoort de ander denken… Synesthesie zal wel kenmerkend zijn voor bijzonder sensitieve personen.
Bijzonder vond ik om bij Harry van Ingen te ontdekken, dat er geen wezenlijk verschil in strategie is tussen de volgorde van fasen in het coachen en het stellen van aparte, incidentele vragen. De opeenvolging van representaties, die zich op verschillende momenten en/of in verschillende situaties herhaalt en die leidt tot een specifiek resultaat, blijkt uit het volgende citaat: (…..) M: Ik wil die strategie bij het vragen stellen nog eens met je doornemen. Je hebt een gevoel vanuit een heel intensief luisteren. Je hebt nóg een gevoel en misschien nog wel eentje. Dan krijg je een beeld met een gevoel. Dan laat je een stilte vallen. Na die stilte, of ín die stilte, krijg je een gevoel. Je leeft mee en je denkt, je hoort jezelf zeggen: Hé, wat gebeurt hier? Dat is AD-intern. Dan stel je een vraag, ter controle. Volgens mij is dat AT/AD-extern. Nou, ik kan me voorstellen, dat dat een cyclus is. En je eindigt altijd met een goed gevoel. Je maakt dat gevoel altijd bespreekbaar… H: Ik blijf niet met een gedachte zitten. M: Dat vind ik heel respectvol, ten opzichte van de ander en ten opzichte van jezelf. Na een traject, na een sessie, na een vraag…altijd dat goede gevoel. H: Ja. (…..)
Belangrijk is natuurlijk om te weten wát Harry precies doet. Voor mij zat de kunst van het vragen stellen in de manier waaróp hij dat doet. Zijn vragen ontstaan als vanzelfsprekend. Vanuit een ontspannen, open houding zonder oordeel haalt hij het beste van mensen naar boven en laat hij ze ontdekken waar hun waarde ligt. Dat vind ik buitengewoon. In een vertrouwen op het onbewuste, in verbinding met zijn Weten en Zelf (Ik schrijf het maar met hoofdletters….) laat hij in onderlinge afhankelijkheid met zijn gesprekspartner gebeuren wat er zich aandient en dat is altijd goed-zoals-het-is. Die modus maakt, dat hij een succesvol coach en een innemende ‘ander’ is. En de gesprekken, die wij hadden, zijn daarvan het bewijs.
Praten met Harry is voor mij altijd een feest van herkenning. Zijn coach-strategie hoef ik niet bij mezelf te installeren, want de zijne is de mijne, blijkt. In het bewust toetsen van deze strategie in een vergelijkbare context kwam ik erachter, dat die voor mij heel natuurlijk bruikbaar en toepasbaar is. Veel mensen die ik ken, zijn zo pro-actief en willen zoveel bereiken… Ze vinden zichzelf zo belangrijk in het sturen van de ander naar dat wat zíj voor ogen hebben. Ze vertrouwen zoveel minder dan mijn rolmodel op, dat wat er gebeurt altijd de essentie van het geheel al in zich heeft. Waar ik nog wat in te leren heb is het ‘gebruiken van de stiltes’ en in het ‘niethandelen’ tijdens het coachen. In de komende tijd zal ik me daarom gaan verdiepen in Woe Wei, iets dat ik ken vanuit het Taoïsme. Gelukkig heeft Harry me al toegezegd, dat hij daarin met me mee wil lopen.
Ik zou een andere titel hebben kunnen kiezen voor dit modelleerverslag. Bijvoorbeeld: Vragen stellen vraagt veel van je ,of Alles wat ik voel, zet ik om in een vraag…

Inhoud